Het laboratorium van God
Rossini’s opera ‘Mozes in Egypte’ is op de Bregenzer Festspiele te zien met poppetjes en live video.
Hoe breng je de toorn Gods op de planken? Want daarom draait het in Gioachino Rossini’s opera Mosè in Egitto. Daarin weigert de farao de in slavernij levende Israëlieten uit Egypte te laten vertrekken, waarop God het land met een reeks plagen teistert.
Aan het begin van de opera is het aardedonker. De farao (Andrew Foster-Williams) laat Mozes (Goran Jurić) komen om hem ervoor te laten zorgen dat er een eind aan de nachtmerries komt. Hij belooft hem en zijn volk te laten gaan. Maar het is amper ochtend of de farao bedenkt zich. Dus smeekt Mozes de volgende plaag af. Zo gaat dat een paar keer heen en weer. De oorzaak van de farao’s wankelmoedigheid is diens zoon Osiride. Deze gebruikt zijn invloed op zijn vader omdat hij heimelijk verliefd is op de Israëlitische Elcia en wil voorkomen dat zij vertrekt. Uiteindelijk vluchten de Israëlieten door de Rode Zee, die zich op het moment suprême voor hen opent. De Egyptenaren die hen achterna zitten, verdrinken in de golven.
Hoe breng je zoiets op het toneel? De enige optie lijkt een loodzwaar historische enscenering, maar daar is film tegenwoordig een beter medium voor. Of je bedenkt een voor toneel geschikte abstraherende oplossing, waarmee een realistische verbeelding van de plagen en het splijten van de zee wordt omzeild. De Nederlandse regisseur Lotte de Beer heeft een andere uitweg gevonden – even geniaal als lichtvoetig. Ze heeft de medewerking ingeroepen van theatergroep Hotel Modern, die beeldende kunst, poppenspel en film met elkaar verbindt. Zo heeft de groep een speelse, maar allerminst onbeduidende inbreng in de enscenering in Bregenz.
Op het toneel bouwen Herman Helle, Arlène Hoornweg en Pauline Kalker hun kleine speeltafels met poppetjes op. De toeschouwer ziet hoe ze als laboranten daarmee in de weer zijn. Achterliggend idee: ze nemen de rol van god op zich. Wat hij precies doet, weten we niet. We zien slechts de uitwerking van zijn handelen, door de theatergroep met live videobeelden vanaf de speeltafel op een aardbolronde globe geprojecteerd. We zien de duisternis wijken, maar we zien ook honger, oorlog, marteling, verkrachting en dood.
In deze enscenering zit beslist ook een aanzet tot geloofskritiek. Ziehier een god voor wie de wereld een miniatuurlaboratorium is waar hij naar hartenlust mee experimenteert. En echt almachtig is hij kennelijk ook niet. Telkens probeert hij de personages op het toneel op een andere plek te zetten. Maar de mensen laten zich niet zo makkelijk tegen hun zin een bepaalde kant op sturen. En wanneer Mozes ten slotte de dood van de farao’s zoon Osiride voorspelt, móeten de goden wel handelen en scharrelen ze koortsachtig rond in hun koffers, op zoek naar geschikt gereedschap. Ze hadden duidelijk nog niet bedacht hoe ze deze ramp moesten laten plaatsvinden. Daarbij werpt zich natuurlijk de vraag op wie nu eigenlijk wie aanstuurt. God de mensen? Of is het misschien toch andersom?
Het mooie van deze regie-opzet is dat er van het stuk geen rommeltje wordt gemaakt en dat het evenmin belerend overkomt. Integendeel, het weerspiegelt juist de luchtigheid die zo kenmerkend is voor Rossini’s muziek. Ook die blijft ondanks de historische betekenis van het verhaal voortdurend speels, wat vooral te danken is aan de muzikale leiding van Enrique Mazzola. De Wiener Symphoniker klinken ronduit sprankelend en uitbundig. En datzelfde geldt voor het ensemble. Vooral Clarissa Costanzo komt verfrissend en oorspronkelijk over als een Elcia die haar geliefde Osiride (de soepele tenor Sunnyboy Dladla) zeker niet onvoorwaardelijk volgt. De scène waarin zij beiden vluchten, maar ontdekt worden door Aronne (een intense Matteo Macchioni) en de gemalin van de farao Amaltea (een ontroerende Mandy Fredrich) en vervolgens als schoolkinderen een standje krijgen, heeft al bij Rossini een meer komische dan tragische klank. Muziek, scène en regie – bij deze productie vormt alles één harmonieus geheel.
22-07-2017