‘Mozes in Egypte’: muziek, massa en miniatuur
Lotte de Beers geniale beeldtaal bij haar enscenering van ‘Mosè in Egitto’ op de Bregenzer Festspiele is ontroerend. Enrique Mazzola weet samen met de Wiener Symphoniker iedere gevoelsnuance exact te verklanken.
Die man is een doener, dat staat vast, hij neemt geen blad voor de mond. Mozes maakt tegenover de farao van zijn hart geen moordkuil. En met recht, want die is niet alleen een absoluut heerser en een godheid, maar ook koning der valse beloften: ‘onbestendiger dan een ademtocht’, in de woorden van de profeet. Telkens opnieuw trekt de wankelmoedige Egyptenaar onder invloed van zijn souffleurs zijn belofte in om de Israëlieten te laten gaan.
Logisch dat Mozes er schoon genoeg van krijgt, net als zijn god. Dat is namelijk een heerschap dat niet voor geweld terugdeinst. Derhalve neemt hij wraak, van god tot god, en geselt het Egyptische volk met allerhande plagen: zwermen insecten, ziekten, duisternis. Op dat punt gaat het doek op en begint Rossini’s ‘Mosè in Egitto’. Lotte de Beer heeft de opera, pardon, Rossíni’s ‘azione tragico-sacra’, op toneel gebracht. En voor haar enscenering van dat opulente opus heeft de Nederlandse regisseur een stel landgenoten aan boord gehaald die je wel specialisten van de miniatuur mag noemen: theatergroep Hotel Modern. Zij maken filmopnamen van piepkleine modellen en poppetjes niet groter dan een vinger, waarvan de beelden direct op een grote bol worden geprojecteerd.
Eerst zien we een enorme sprinkhaan, vervolgens wordt een stoffige stad in duisternis gehuld. Die beelden krijg je meteen dubbel: op het voorste gedeelte van het toneel, waar de eigenlijke werkplaats van de groep is, haalt een ‘hotelemployé’ een lamp weg bij een maquette van een stad. En op een grote globe midden op de scène zie je alles als live-opname. Naarmate het verhaal vordert, zien we close-ups van lijdende miniatuurpoppetjes: indrukwekkend hoe dat je naar de keel kan grijpen.
Onzichtbare macht
Maar de Beer heeft Hotel Modern nog een tweede rol toebedeeld: als uitvoerende assistenten van een almachtige regisseur – een hogere, onzichtbare – schuift het drietal bij scènewisselingen met zangers en koorleden en stelt hen op als tableaux vivants. Uiteraard werpt dat de vraag op wie er werkelijk aan de touwtjes trekt, op het toneel zowel als in het leven. Wat ook geweldig is: Lotte de Beer laat die ingrepen zo subtiel plaatsvinden dat ze bij het volgen van de opera amper storen.
Alleen de eindscène is pamflettistisch en stoelt op een verkeerd idee, want wanneer ze de geduldig bij de Rode Zee wachtende Israëlieten gelijkstelt aan verdrinkende vluchtelingen, suggereert dat toch dat degenen die nu over de Middellandse Zee vluchten hun weg door de zeebarrière makkelijk genoeg hadden kunnen vinden, mits ze een sterker geloof hadden gehad.
Ook de andere artistieke bijdragen aan dit alomvattende kunststukje zijn fantastisch, zoals het decor van Christof Hetzer: midden op een platvorm in een woestijnachtig landschap rust een grote bol. Wat lijkt op onze planeet dient als projectiescherm voor de video-opnamen; het ziet er ook zo geweldig uit doordat sfeertovenaar Alex Brok met zijn belichting ware wonderen verricht. Samen met de sobere kostuums levert dat aard- en pastelkleurige beeldcomposities op, een streling voor het oog.
Ook muzikaal geweldig
Ook muzikaal bovenmodaal: Goran Jurić’ Mozes is even imposant als fijnbesnaard, Andrew Foster-Williams moet als Farao op zijn tenen lopen om zich met zijn bas-collega te kunnen meten. Sunnyboy Dladla als kroonprins Osiride blijft je bij door zijn spelvreugde en karakteristieke klankkleur, van Mandy Fredrichs’ Amaltea zou iets meer esprit mogen uitgaan. Clarissa Costanzo boeit als zinnelijke Elcia met een enorme emotionele expressie en timbretechnisch bereik. Ook beide karaktertenoren zijn indrukwekkend: de energieke, kristalheldere Matteo Macchioni (Aronne) en de sprankelende Taylan Reinhard (als Mambre). Heerlijk: Dara Savinova als Amenofi.
In de orkestbak – gespeeld wordt de Napels-bewerking van 1819 – is de voortgang van de opera in handen van Enrique Mazzola, één brok energie, onverbiddelijk precies, virtuoos vertolker van gevoelsnuances. Hij stuwt de Symphoniker naar grote hoogte. Vóór de première schreef Rossini aan zijn moeder dat hij niet wist of ‘die macaronivreters’ het stuk wel zouden begrijpen. Bij de ‘käsknöpfle-eters’, een lokale pasta-variant, in Vorarlberg viel het stuk bijzonder goed in de smaak: groot enthousiasme in Bregenz.
21-07-2017