Het micro-landschap dat zorgvuldig op de scène wordt opgebouwd, ziet er op het projectiescherm verschrikkelijk reëel uit. De spanning tuss …
Selectie Theaterfestival 2001
De Grote Oorlog werd geselecteerd voor het Theaterfestival 2001
Het juryrapport:
Dat de dingen belangrijker zijn dan de mensen blijkt al van bij de eerste blik op het scènebeeld van De Grote Oorlog. De bühne is volgestouwd met allerlei materiaal. Opvallend klein allemaal, beetje Madurodam, maar dan met een heel vrije schaal. Links staat de geluidenkooi waarin tijdens de hele voorstelling de geluidenmaker Arthur Sauer te keer gaat. Hij maakt instrumenten van allerlei objecten die uitgestald zijn als een grote geluidsmachine. Op de rest van de scène staan een aantal grote bakken opgesteld, opnieuw volgepakt met materiaal dat door de acteurs – of beter actievoerders – gemanipuleerd wordt. Het zijn levenloze dingen tot ze aangeraakt worden. Het Engels heeft daar een mooi woord voor: ‘inanimate’ . Het betekent letterlijk bewegingsloos, maar ook zonder ziel. En precies daarover gaat De Grote Oorlog. De theatermakers van Hotel Modern blazen een ziel in de meest alledaagse voorwerpen, wekken ze tot leven en laten ze een verhaal vertellen. Ze brengen beweging in dode dingen en laten ze figureren in een tekenfilm. Ergens tussen anima en animatie bevindt zich het woongebied van deze voorstelling.
Hotel Modern maakt al langer animatievoorstellingen.
Het collectief wordt gevormd door twee actrices die elkaar vonden op de Arnhemse toneelschool (Pauline Kalker en Arlène Hoornweg) en een beeldend kunstenaar (Herman Helle). Ze creëren een vorm van installatietoneel. Niet de acteurs dragen de voorstelling, maar een resem objecten die als een landschap bij elkaar zijn geschikt. De acteurs brengen die landschappen aan het rollen door voortdurende manipulatie van de troep die op scène is verzameld. Het lijkt wat op een knutselatelier, maar zonder lijm of schaar. Eerder worden ready mades het toneel ingesmokkeld: gebruiksvoorwerpen, etenswaren, consumptie-artikelen krijgen een nieuwe rol in het bizarre warenhuis dat wordt opgevoerd. In Heden Stad bijvoorbeeld wordt een sandwich omgeturnd tot auto. En een broodje wordt een bus. Maar het gaat niet om een ‘armenkamer van de verbeelding’ om Kantor te parafraseren, want evengoed is er heel wat technologie die ingeschakeld wordt, zoals vingercamera’s en dergelijke. Het is dus een bric-a-brac die tegelijk ingenieus in elkaar zit en via beeldprojectie wordt getoond. De groep refereert in haar werk zowel naar Dada als naar Tinguely. Combineert dus een voorliefde voor afval, banale objecten, versimpeling van de kunst met de even rare als fantastische (klank)bewegingsinstallaties van deze laatste. Het is landschapskunst op de vierkante millimeter. Ze zijn dan ook zowel actief in het beeldende kunst-circuit als in kringen van (figuren)theater. Maar ook voor andere voorstellingen braken de makers uit het keurslijf van de theaterscène. Zo heeft Hotel Modern ook voorstellingen gemaakt die het midden houden tussen theater en popconcert. STUcK bijvoorbeeld rijgt nummers aan elkaar en mixt muziek met tekst en geluid. Het gezelschap transformeerde in een band en trad op op poppodia.
De groep put vrijelijk uit het modernisme, wat misschien als statement ook in de naam wordt uitgedrukt. Dat betekent een uitdrukkelijke hang naar montagetoneel waarin verschillende uitdrukkingsmiddelen worden gemengd, a-literaire procédés, en een voorkeur voor taferelen uit de grootstad. Hotel Modem woont in het modernisme, maar geeft er op een hedendaagse manier vorm aan. In het bezemkasttoneel dat deze groep maakt is namelijk meer plek voor emotionaliteit. Met bussels peterselie en emotionaliteit. Met bussels peterselie en poedersuiker kunnen walmen van ontroering worden opgewekt. Maar je ziet ook hoe ze die walmen prepareren waardoor elke slik of krop in de keel tegelijk ook gepaard gaat met inzicht in de technieken die worden gebruikt. Je kijkt dus voortdurend op verschillende niveaus. Zoals in sommige Japanse restaurants waarin je geniet van het wonder op je bord terwijl je onder de indruk bent van de vingeracrobatie van de kokmeesters.
Ook De Grote Oorlog is mengtoneel. Het is zowel hoorspel waarin de bruitage zichtbaar wordt gemaakt, als installatiekunst, als poppenkast, als animatiefilm. Maar belangrijker dan al die verschillende media die worden aangewend, is de wereld die wordt opgeroepen. Het gaat namelijk om ‘de grote oorlog’, zoals de eerste wereldoorlog door ouderen wordt genoemd. Een oorlog die nog niet uitgevochten werd in high-tech, maar in de modder en de loopgraven van het slagveld. Een oorlog op mensenmaat en daarom zo onmenselijk. Beestachtig wreed omdat er niet met mensen werd geteld, maar met strekkende meters. Een oorlog van slachters en verkrachters. Dit beeld word langzaam opgebouwd. Het begint didactisch, met landkaarten en historische uitweidingen. Zeker voor de Nederlandse context waarin deze productie is gemaakt, is dit verhaal zeer abstract. Deze oorlog heeft er geen geschiedenis, dus wordt er geschiedenis van gemaakt. Het is niet het sterkste deel van de opvoering. Het lijkt wel oude schooltelevisie. Met de verteller die zijn intrede doet – gespeeld door verschillende acteurs – krijgt het verhaal een meer persoonlijke adem. Er wordt voorgelezen uit authentieke brieven van soldaten. De oorlog wordt dan ineens heel concreet. Als een aanval van lijf op lijf, van ondraaglijke gewaarwordingen, als een aanslag op de laatste resten van je gevoel. Lopen over zuigende modder die als een vel spant over de lijken. Opengereten lichamen. De hel om mens te blijven in een oorlogsmachine. Nog concreter wordt het in de beelden die simultaan worden aangemaakt. De oorlog wordt een schuldig landschap vol gruwel. De modder wordt reëel. Er vormt zich een lijkenberg. Bommen slaan in. De aarde brandt. Dit is het meest hallucinante onderdeel van de voorstelling. In zand- en waterbakken krijgt die grote oorlog vorm. Met kleine soldaatjes maar even goed met borstelhaar en vuurstokjes.
Verschillende camera’s blazen deze miniatuurwereld op. Het micro-landschap dat zorgvuldig op de scène wordt opgebouwd, ziet er op het projectiescherm verschrikkelijk reëel uit. De spanning tussen theater en film wordt hier op een grandioze manier gehanteerd. Met eenvoudige filmmiddelen wordt namelijk een heel andere wereld verbeeld dan diegene die op scène door de acteurs wordt geknutseld. Het meest indrukwekkend moment was in het sluipschuttersbos. Verse peterselie ontpopte zich middels extreme close-up tot een heus bos waar achter elke boom gevaar loert. Dat gevaar wordt voelbaar gemaakt ook al door het geluidsdecor dat krachtig op de verbeelding inwerkt. Maar die ontzetting wordt ook hanteerbaar door het absoluut onnozele zicht van zo’n bussel peterselie. Je schakelt dus voortdurend tussen empathie met de opgeroepen verschrikking, verbazing om hoe dit beeld gecreëerd is en plezier omwille van de afstand tussen die twee.
De voorstelling is tafereelsgewijs opgebouwd. De verschillende bakken worden tot leven gewekt. Elke bak een ander slagveld. Elk van die bakken heeft ook een eigen microklimaat. De modder, het zand, het water, het vuur, het bos. En in elk van die landschappen de angst en terreur van de soldaten. Na de vlammenzee, de poel van de dood, de hongerwinter, de poel van de dood, de hongerwinter, de triestige desolate stoffige grond, eindigt het stuk in een landschap waarin het opnieuw lente wordt. Alles ontkiemt, ondanks de lijken. Of juist dankzij. Want de grond vraagt niet naar de schuld van de mest. En landschappen zijn veel ouder dan de mens.
De Grote Oorlog is dus een vorm van historisch toneel. In een vlot gehanteerde mengeling van documentaire en fictie, film en theater, muziek en beeldende kunst, wordt het verhaal van de eerste wereldoorlog getoond. Of beter ver-beeld, met de nadruk op het in beeld brengen van het verhaal. De in de brieven van soldaten ingeklonterde herinnering aan wat ze doorstaan hebben, wordt in scène gezet. Het verleden wordt ge(re)animeerd. De acteurs nemen daarbij nauwelijks standpunt in. Ze gedragen zich als bunraku-poppenspelers die zichtbaar en onzichtbaar zijn tegelijk. Ze manipuleren de objecten en brengen het dode landschap in beweging. De acteurs zijn herleid tot handen en tot monden. Maar ook de teksten bieden ze enkel aan, meer als documentair materiaal dan als subjectief beleefde herinnering. De acteurs zijn de hulpstukken in dit verhaal waarin het landschap de hoofdrol speelt.
Je zou kunnen zeggen dat dit ook klopt met de manier waarop de soldaten werden ingezet in deze oorlog. Naamloos. Puur kanonnenvlees. Mensen zijn tot ding herleid. Enkel de veroverde grond heeft waarde. Maar dat is een moreel standpunt dat niet expliciet in de voorstelling wordt verwoord. Je wordt in deze productie dan ook volledig vrijgelaten om op te gaan in de verbluffende verbeeldingstechniek die te pas komt bij deze geanimeerde vorm van land-art, dan wel mee te gaan in de verschrikkingen van dit oorlogsgeweld. Of je ergens tussenin te bewegen. Tussen fascinatie en afschuw. Lachen en wenen.