…
Prijzenkast
Aanmoedigingsprijs poppenspel 1999 voor Heden Stad
Het juryrapport:
Als er een plek is waar het traditiegetrouw bruist van leven en lawaai, dan is het wel de poppenkast. De afgelopen tijd dreigde het daar echter iets te stil te worden. In de twee achter ons liggende jaren werd geen geschikte kandidaat gevonden om aangemoedigd te worden de ingeslagen weg van het poppen-objecttheater toch vooral verder te bewandelen. Enigszins beducht op teleurstelling ging de jury derhalve aan de slag. Tintelend nieuw aanbod kwam jammer genoeg weinig op ons pad en op het gebied van de dramaturgie blijft er het nodige te wensen. Hopelijk zullen de opleidingen alsook de kersverse Poppentheaterwerkplaats te Amstelveen extra aandacht aan deze belangrijke kant van het vak kunnen en willen besteden.
Gelukkig was er toch een voorstelling die de jury buitengewoon hoopvol en vrolijk stemde. Heden Stad van de jonge groep Hotel Modern – met als vaste kern vormgever Herman Helle en actrices Pauline Kalker en Arlène Hoornweg – biedt een samenballing van talent. Met een enorme verzameling lege dozen en ander verpakkingsmateriaal, een uitgekiende belichting en een suggestief geluidsdecor wordt een metropool neergezet. Een dag en een nacht lang duikt het publiek onder in de borrelende, luidruchtige chaos die STAD heet.
Koelkasten vormen een realistische Skyline. Door torenhoge flatgebouwen schieten verlichte liftjes omhoog en omlaag, terwijl boven op het dak een verzameling sjieke parfumflesjes ronddrentelt op een yuppenparty. Eerder heeft een banaan zich in zelfmoordactie naar beneden gestort. Een sixpack bierblikjes zwalkt als een klont lallende voetbalsupporters door de nacht en achter de rood verlichte ramen van een hoerenkastje is een erotisch schimmenspelletje te beloeren. Af en toe zijn er rustpunten in het visuele spektakel ingebouwd. Dan wordt het macroniveau verlaten, om in te zoomen op het leven van de stadsbewoners achter hun kartonnen dozendeuren, betrapt in hun binnenskamerse intimiteit. En sommige stadsbewoners barsten los in bizarre, hilarisch uitpakkende monologen. En zo zitten we aan de stoel gekluisterd, ingepakt door het plezier van de werkers op de vloer en de overrompelende beeldtaal die voor toeschouwers van uiteenlopende leeftijd verstaanbaar is. Na het langsrijden van een eindeloze file met kadetjes draait er een groot witbrood de hoek om. ‘Ah, de bus!’, veert de keurige grijze heer voor ons op. Het kind in de volwassene aanspreken en in het kind de aankomende volwassene, dat is misschien wel voorbehouden aan het poppen-en objecttheater en zeker aan de makers van Heden Stad. De jury wil de aanmoedigingsprijs dan ook met eenstemmigheid en genoegen doen toekomen aan Hotel Modern.
Bregje Boonstra, Javier Lopez Pinon, Wim Meuwissen
Selectie Theaterfestival 2001 De Grote Oorlog
Het juryrapport:
Dat de dingen belangrijker zijn dan de mensen blijkt al van bij de eerste blik op het scènebeeld van De Grote Oorlog. De bühne is volgestouwd met allerlei materiaal. Opvallend klein allemaal, beetje Madurodam, maar dan met een heel vrije schaal. Links staat de geluidenkooi waarin tijdens de hele voorstelling de geluidenmaker Arthur Sauer te keer gaat. Hij maakt instrumenten van allerlei objecten die uitgestald zijn als een grote geluidsmachine. Op de rest van de scène staan een aantal grote bakken opgesteld, opnieuw volgepakt met materiaal dat door de acteurs – of beter actievoerders – gemanipuleerd wordt. Het zijn levenloze dingen tot ze aangeraakt worden. Het Engels heeft daar een mooi woord voor: ‘inanimate’ . Het betekent letterlijk bewegingsloos, maar ook zonder ziel. En precies daarover gaat De Grote Oorlog. De theatermakers van Hotel Modern blazen een ziel in de meest alledaagse voorwerpen, wekken ze tot leven en laten ze een verhaal vertellen. Ze brengen beweging in dode dingen en laten ze figureren in een tekenfilm. Ergens tussen anima en animatie bevindt zich het woongebied van deze voorstelling.
Hotel Modern maakt al langer animatievoorstellingen. Het collectief wordt gevormd door twee actrices die elkaar vonden op de Arnhemse toneelschool (Pauline Kalker en Arlène Hoornweg) en een beeldend kunstenaar (Herman Helle). Ze creëren een vorm van installatietoneel. Niet de acteurs dragen de voorstelling, maar een resem objecten die als een landschap bij elkaar zijn geschikt. De acteurs brengen die landschappen aan het rollen door voortdurende manipulatie van de troep die op scène is verzameld. Het lijkt wat op een knutselatelier, maar zonder lijm of schaar. Eerder worden ready mades het toneel ingesmokkeld: gebruiksvoorwerpen, etenswaren, consumptie-artikelen krijgen een nieuwe rol in het bizarre warenhuis dat wordt opgevoerd. In Heden Stad bijvoorbeeld wordt een sandwich omgeturnd tot auto. En een broodje wordt een bus. Maar het gaat niet om een ‘armenkamer van de verbeelding’ om Kantor te parafraseren, want evengoed is er heel wat technologie die ingeschakeld wordt, zoals vingercamera’s en dergelijke. Het is dus een bric-a-brac die tegelijk ingenieus in elkaar zit en via beeldprojectie wordt getoond. De groep refereert in haar werk zowel naar Dada als naar Tinguely. Combineert dus een voorliefde voor afval, banale objecten, versimpeling van de kunst met de even rare als fantastische (klank)bewegingsinstallaties van deze laatste. Het is landschapskunst op de vierkante millimeter. Ze zijn dan ook zowel actief in het beeldende kunst-circuit als in kringen van (figuren)theater.
Maar ook voor andere voorstellingen braken de makers uit het keurslijf van de theaterscène. Zo heeft Hotel Modern ook voorstellingen gemaakt die het midden houden tussen theater en popconcert. STUcK bijvoorbeeld rijgt nummers aan elkaar en mixt muziek met tekst en geluid. Het gezelschap transformeerde in een band en trad op op poppodia.
De groep put vrijelijk uit het modernisme, wat misschien als statement ook in de naam wordt uitgedrukt. Dat betekent een uitdrukkelijke hang naar montagetoneel waarin verschillende uitdrukkingsmiddelen worden gemengd, a-literaire procedés, en een voorkeur voor taferelen uit de grootstad. Hotel Modem woont in het modernisme, maar geeft er op een hedendaagse manier vorm aan. In het bezemkasttoneel dat deze groep maakt is namelijk meer plek voor emotionaliteit. Met bussels peterselie en emotionaliteit. Met bussels peterselie en poedersuiker kunnen walmen van ontroering worden opgewekt. Maar je ziet ook hoe ze die walmen prepareren waardoor elke slik of krop in de keel tegelijk ook gepaard gaat met inzicht in de technieken die worden gebruikt. Je kijkt dus voortdurend op verschillende niveaus. Zoals in sommige Japanse restaurants waarin je geniet van het wonder op je bord terwijl je onder de indruk bent van de vingeracrobatie van de kokmeesters.
Ook De Grote Oorlog is mengtoneel. Het is zowel hoorspel waarin de bruitage zichtbaar wordt gemaakt, als installatiekunst, als poppenkast, als animatiefilm. Maar belangrijker dan al die verschillende media die worden aangewend, is de wereld die wordt opgeroepen. Het gaat namelijk om ‘de grote oorlog’, zoals de eerste wereldoorlog door ouderen wordt genoemd. Een oorlog die nog niet uitgevochten werd in high-tech, maar in de modder en de loopgraven van het slagveld. Een oorlog op mensenmaat en daarom zo onmenselijk. Beestachtig wreed omdat er niet met mensen werd geteld, maar met strekkende meters. Een oorlog van slachters en verkrachters. Dit beeld word langzaam opgebouwd. Het begint didactisch, met landkaarten en historische uitweidingen. Zeker voor de Nederlandse context waarin deze productie is gemaakt, is dit verhaal zeer abstract. Deze oorlog heeft er geen geschiedenis, dus wordt er geschiedenis van gemaakt. Het is niet het sterkste deel van de opvoering. Het lijkt wel oude schooltelevisie. Met de verteller die zijn intrede doet – gespeeld door verschillende acteurs – krijgt het verhaal een meer persoonlijke adem. Er wordt voorgelezen uit authentieke brieven van soldaten. De oorlog wordt dan ineens heel concreet. Als een aanval van lijf op lijf, van ondraaglijke gewaarwordingen, als een aanslag op de laatste resten van je gevoel. Lopen over zuigende modder die als een vel spant over de lijken. Opengereten lichamen. De hel om mens te blijven in een oorlogsmachine. Nog concreter wordt het in de beelden die simultaan worden aangemaakt. De oorlog wordt een schuldig landschap vol gruwel. De modder wordt reëel. Er vormt zich een lijkenberg. Bommen slaan in. De aarde brandt. Dit is het meest hallucinante onderdeel van de voorstelling. In zand- en waterbakken krijgt die grote oorlog vorm. Met kleine soldaatjes maar even goed met borstelhaar en vuurstokjes.
Verschillende camera’s blazen deze miniatuurwereld op. Het micro landschap dat zorgvuldig op de scène wordt opgebouwd, ziet er op het projectiescherm verschrikkelijk reëel uit. De spanning tussen theater en film wordt hier op een grandioze manier gehanteerd. Met eenvoudige filmmiddelen wordt namelijk een heel andere wereld verbeeld dan diegene die op scène door de acteurs wordt geknutseld. Het meest indrukwekkend moment was in het sluipschuttersbos. Verse peterselie ontpopte zich middels extreme close-up tot een heus bos waar achter elke boom gevaar loert. Dat gevaar wordt voelbaar gemaakt ook al door het geluidsdecor dat krachtig op de verbeelding inwerkt. Maar die ontzetting wordt ook hanteerbaar door het absoluut onnozele zicht van zo’n bussel peterselie. Je schakelt dus voortdurend tussen empathie met de opgeroepen verschrikking, verbazing om hoe dit beeld gecreëerd is en plezier omwille van de afstand tussen die twee.
De voorstelling is tafereelsgewijs opgebouwd. De verschillende bakken worden tot leven gewekt. Elke bak een ander slagveld. Elk van die bakken heeft ook een eigen microklimaat. De modder, het zand, het water, het vuur, het bos. En in elk van die landschappen de angst en terreur van de soldaten. Na de vlammenzee, de poel van de dood, de hongerwinter, de poel van de dood, de hongerwinter, de triestige desolate stoffige grond, eindigt het stuk in een landschap waarin het opnieuw lente wordt. Alles ontkiemt, ondanks de lijken. Of juist dankzij. Want de grond vraagt niet naar de schuld van de mest. En landschappen zijn veel ouder dan de mens.
De Grote Oorlog is dus een vorm van historisch toneel. In een vlot gehanteerde mengeling van documentaire en fictie, film en theater, muziek en beeldende kunst, wordt het verhaal van de eerste wereldoorlog getoond. Of beter ver-beeld, met de nadruk op het in beeld brengen van het verhaal. De in de brieven van soldaten ingeklonterde herinnering aan wat ze doorstaan hebben, wordt in scène gezet. Het verleden wordt ge(re)animeerd.
De acteurs nemen daarbij nauwelijks standpunt in. Ze gedragen zich als bunraku-poppenspelers die zichtbaar en onzichtbaar zijn tegelijk. Ze manipuleren de objecten en brengen het dode landschap in beweging. De acteurs zijn herleid tot handen en tot monden. Maar ook de teksten bieden ze enkel aan, meer als documentair materiaal dan als subjectief beleefde herinnering. De acteurs zijn de hulpstukken in dit verhaal waarin het landschap de hoofdrol speelt.
Je zou kunnen zeggen dat dit ook klopt met de manier waarop de soldaten werden ingezet in deze oorlog. Naamloos. Puur kanonnenvlees. Mensen zijn tot ding herleid. Enkel de veroverde grond heeft waarde. Maar dat is een moreel standpunt dat niet expliciet in de voorstelling wordt verwoord. Je wordt in deze productie dan ook volledig vrijgelaten om op te gaan in de verbluffende verbeeldingstechniek die te pas komt bij deze geanimeerde vorm van land-art, dan wel mee te gaan in de verschrikkingen van dit oorlogsgeweld. Of je ergens tussenin te bewegen. Tussen fascinatie en afschuw. Lachen en wenen.
Luk van den Dries, juryvoorzitter
Publieksprijs 2001 Festival aan de Werf voor De Grote Oorlog
Nominatie VSCD Mimeprijs 2001 voor De Grote Oorlog
CJP Trofee 2001 voor De Grote Oorlog
Prix de Coppet 2002
In 2002 werd de prestigieuze cultuurprijs van het Forum Européen de Coppet voor de allereerste keer toegekend aan de Europese culturele zender Arte, met dien verstande dat de prijs ten goede zou dienen te komen aan een door de prijswinnaar aan te wijzen jonge Europese kunstenaar, die zich onderscheidt door originaliteit en verscheidenheid. De keus van Arte viel op Hotel Modern. de prijs werd in februari 2003 op plechtige wijze in ontvangst genomen in het Zwitserse Coppet, waar het Forum Européen haar zetel heeft.
Erik Vos Prijs 2002
Tijdens het Theaterfestival kreeg Hotel Modern de Erik Vos Prijs uitgereikt, de prijs die als geschenk bij zijn afscheid van toneelgroep De Appel aan artistiek leider Erik Vos werd gegeven. Op zijn verzoek mocht de gelegenheidsjury in alle vrijheid de prijs toekennen aan een veelbelovend theatertalent. In 2002 was de jury unaniem in haar keuze voor Hotel Modern.
Het juryrapport:
Hotel Modern onderscheidt zich door het maken van beeldende, collage-achtige voorstellingen waarin tekstfragmenten, video, animatie, spel, geluidsdecor en objecten op een oorspronkelijke manier samenkomen. Het theater dat Hotel Modern maakt is uniek in zijn soort. Op verbazingwekkende wijze ontstaan beelden en transformeren ogenschijnlijk gewone gebruiksvoorwerpen tot levende theatrale objecten. Als toeschouwer word je geraakt door de naïviteit en simpelheid waarmee een verhaal wordt verbeeld, een personage tot leven komt. Broodjes die een file vormen in de jungle van de grote stad, bosjes peterselie waarin speelgoedsoldaten sterven. Oorlog en eenzaamheid op Madurodam-formaat. Grote verhalen teruggebracht tot kleine drama’s die door hun theatraliteit en verbeeldingskracht ontroeren.
Nominatie VSCD Mimeprijs 2002 voor Slakkesporen
Het juryrapport:
Hotel Modern vervolgt in Slakkesporen het spel met verhoudingen dat de groep in elke voorstelling speelt. De voorstelling biedt een kijkje in het bewustzijn van een bejaarde vrouw, die de greep lijkt te verliezen op haar directe omgeving, maar ook op haar eigen lichaam. De onregelmatig tikkende klok doet de tijd vertragen of versnellen. Huiselijke spulletjes verschijnen op onverwachte plekken. De hand van de vrouw die in een theekopje roert, wordt verdubbeld door een identieke hand die uit de muur komt meeroeren. Een garnaal die uit een koektrommel opduikt, blijkt de voorbode van een avontuur dat de vrouw buitenshuis beleeft, in een stad die bevolkt is met garnalen. Dat stadsavontuur is een film, waarbij de bejaarde vrouw is verkleind tot een poppetje in een maquette. De vervreemding van de vrouw is ook in de film ontroerend, inventief en soms kinderlijk naief verbeeld. Slakkesporen biedt een adembenemend kijkspel, dat de toeschouwer meevoert in het grensgebied tussen fantasie en werkelijkheid. En dat de geestelijk verdwaalde mens de troost biedt van een sprookjesachtige verbeelding.
Selectie Theaterfestival 2008 Rococo
Het juryrapport:
Hoe zielig kan een mens zijn? Met een inventieve en ook destructieve ontdekkingsdrang gaan twee spelers van Hotel Modern met hun inmiddels kenmerkende vingercamera’s op zoek naar schoonheid in een ontplofte wereld waar seks en lust de boventoon voeren.
Onderzoekend, naïef èn heel geestig laten ze hun scheppingsdrang botvieren op alle voorwerpen die ze in de puinhoop terugvinden. In berengedaante zijn het spelende kinderen die hun driften volgen maar nooit de voldoening vinden waar ze zo naar op zoek zijn. Schaamteloos en zonder regels of conventies onderzoeken ze alle freudiaanse lusten.
Het slotbeeld toont twee trieste figuren in hun overhoop gehaalde wereld. De Apocalyps daalt neer en alles wordt weer afval.
VSCD Mimeprijs 2011 voor Vliegboot Moederschip
Het juryrapport:
Hotel Modern smelt beeldende kunst, muziek en theater samen en is bekend van haar live-animatiefilms, een theatervorm waarbij de spelers op het toneel met minicamera’s miniatuurlandschappen filmen. In Vliegboot Moederschip staat beeldend kunstenaar en theatermaker Herman Helle in het middelpunt van een verwarrende en verrassende wereld. Hij is zo wijs en zo kwetsbaar als een clown en zet alle middelen in om de fantasie van het publiek te prikkelen. Of hij nu met toenemende gekte destructief bloemen schikt of experimentele gedichten declameert, of hij nu een film vertoont van een in brand vliegende bibliotheekmaquette of reeksen beelden van (schijn)dode mensen laat zien – telkens opnieuw zijn de scènes die hij componeert ontregelend en van een grote schoonheid. Vliegboot Moederschip is fysiek en experimenteel, theater waar het om de speler gaat die volgens een strikt particuliere logica een wereld creëert, waarin we ons eigen handelen en uiteindelijk onszelf herkennen. Herman Helle is een virtuoze clown en bij die virtuositeit hoort dat hij nooit bezig is met grappig te zijn. Hij doet wat hij blijkbaar moet doen, met overgave en precisie, aldus de VSCD Mimejury. Vliegboot Moederschip is gerelateerd aan allerlei vormen van beeldende kunst en de performance-kunst, maar in zijn mentaliteit hoort het zeker ook bij de mime, zoals die zich in Nederland vanaf de jaren zestig, met Will Spoor in de voorhoede, heeft ontwikkeld: een eigenzinnige en manipulatieve theatervorm, waarin de ruimte, het lichaam en de materie worden ingezet om ideeën gestalte te geven en tot leven te wekken.