- Premierejaar 2017
Een coproductie van de Bregenzer Festspiele en Oper Köln.
Operaregisseur Lotte de Beer vroeg Hotel Modern om haar regie van Rossini’s opera Mosè in Egitto mede vorm te geven. Samen met de operazangers, het zangkoor en het symfonieorkest presenteert Hotel Modern dit Bijbelse verhaal van Mozes en de Exodus uit Egypte.
Mosè in Egitto ging in 2017 in première tijdens de Bregenzer Festspiele in Oostenrijk en was in 2018 bij Oper Köln in Duitsland te zien.
Een universeel verhaal met een even urgent als actueel thema: vluchtelingen en het onvermogen met macht om te gaan. De solisten en het koor vertolken de conflicten in de familie van de Farao; Hotel Modern verbeeldt de massascènes en de verhaallijn rond het volk en de slaven. Met minicamera's, duizenden poppetjes, maquettes van dorpen en steden in de woestijn en een spectaculaire aquarium-installatie tonen we de zeven plagen van Egypte, het volk dat in opstand komt, Mozes die de Rode Zee splijt, en hoe het leger van de Farao wordt verzwolgen door de golven.
Lotte de Beer is een van de meest gevraagde operaregisseurs van haar generatie. In 2015 won ze de International Opera Award in de categorie ‘Newcomer’. Ze regisseerde met veel succes bij operahuizen in heel Europa. Voor haar regie van Mosè in Egitto voor de Bregenzer Festspiele zocht zij de samenwerking met Hotel Modern. Deze theatergroep bouwt het toneel vol met maquettes, waarin de spelers duizenden poppetjes manipuleren. De spelers filmen de scenes met minicamera’s en de filmbeelden worden direct geprojecteerd; de illusie die zo ontstaat is spectaculair. Volgens Lotte de Beer is deze werkwijze de ultieme manier om het verhaal van Mozes in Egypte te verbeelden.
"God geselt het Egyptische volk met allerhande plagen: zwermen insecten, ziekten, duisternis. Op dat punt gaat het doek op en begint de opera. Regisseur Lotte de Beer heeft voor haar enscenering landgenoten aan boord gehaald die je wel specialisten van de miniatuur mag noemen: theatergroep Hotel Modern. Zij maken filmopnamen van piepkleine modellen en poppetjes niet groter dan een vinger, waarvan de beelden direct op een grote bol worden geprojecteerd: indrukwekkend hoe dat je naar de keel kan grijpen." (Der Standard)
“Aangrijpende beelden van Hotel Modern.“ (Schwabmünchner Allgemeine)
"Een verbluffende vertaling van het Bijbelse verhaal." (Ostschweiz am Sontag)
"Het lijden aan oorlog, vervolging, beleg en foltering - vaak te zien op nieuwsbeelden - lijkt elk van de kleine figuurtjes op het gezicht geschreven te staan." (Stuttgarter Zeitung)
-
Recensies & artikelen
-
Poppetjes die de Rode Zee doorklieven
Wij bouwen onze installaties op tussen de zangers. Als goden laten we onze handen expres zien, omdat wij het zijn die de plagen veroorzaken. Lotte laat de enscenering beginnen als het publiek de zaal binnenkomt. Wij zijn dan al bezig bij de grote bol, de globe, of zoals je wilt, het alziend oog. Wij, de goden zijn de manipulatoren met weinig mededogen. Wij verdrinken de Egyptenaren.
door Peter van der Lint, Trouw Lees de hele recensie
In de serie De Schepping vertellen kunstenaars hoe hun werk tot stand komt. Theatercollectief Hotel Modern geeft Rossini’s opera Mosè in Egitto vorm. Met honderden poppetjes.
Overal poppetjes. De ateliers van het theatercollectief Hotel Modern puilen uit van poppetjes. Honderden figuurtjes van slechts enkele centimeters groot. Een lijfje van koperdraad, een hoofdje van klei, in de handen soms een attribuutje en een kostuumpje van papier-maché. Het papier van de ANWB Kampioen en de AH Allerhande leent zich het beste voor die kostuumpjes, deelt artistiek leider Herman Helle uiterst serieus mee. Een volleerd poppetjesmaker als Helle – hij heeft zo’n zes assistent-poppetjesmakers – doet zo’n acht minuten over één figuurtje, afhankelijk van het feit of zo’n figuurtje een attribuutje bij zich heeft. Als je die circa acht minuten met het aantal poppetjes vermenigvuldigt, een kleine duizend zijn er de afgelopen maanden gemaakt, dan kun je uitrekenen hoeveel manuren er in dit project zitten.
De poppetjes liggen her en der in bundeltjes van een stuk of twintig op tafels, bijeengehouden door elastiekjes. Andere liggen los in dozen, verdeeld in compartimenten waarboven met viltstift is geschreven: ‘mooie Joden’ of ‘mooie Egyptenaren’. Of er ook lelijke zijn? Het lijkt een logische vraag. En ja, luidt het antwoord, er zijn heel wat lelijke – lees: niet erg gelukte – Egyptenaren en Joden. Pech voor hen, maar die lelijkerds mogen niet mee op reis.
Die reis voert Hotel Modern naar het Oostenrijkse Bregenz. Een week na het gesprek worden al die poppetjes, paardjes, karretjes, sprinkhanen, knapzakjes, vlotjes, kruikjes, pannetjes en goudkleurige tempels ingepakt en gaan ze een hoofdrol spelen op de jaarlijkse Bregenzer Festspiele. Daar regisseert Lotte de Beer de opera Mosè in Egitto (Mozes in Egypte) van Gioachino Rossini. Een helse opgave, want hoe ensceneer je de tien plagen waarmee de God van Mozes de farao van Egypte teistert, of hoe zet je een geloofwaardige doortocht door de Rode Zee op toneel?
Toen de opera op 14 maart 1818 in het Napelse Teatro San Carlo in première ging (in de vastentijd waren alleen opera’s met bijbelse onderwerpen geoorloofd), was het direct een groot succes. Op één belangrijk detail na – die zo belangrijke splijting van de Rode Zee aan het slot. Schrijver Stendhal was erbij in Napels en verhaalde er in zijn ‘Vie de Rossini’ vermakelijk over.
‘(…) De theatertechnici van het San Carlo, wanhopig op zoek naar een oplossing voor een onoplosbaar probleem, produceerden uiteindelijk een waar meesterwerk van absurdisme (…) Degenen die in de loges zaten, konden van bovenaf op de razende golven neerkijken. Maar ze hadden ook zicht op die deugnieten van theaterknechten die op commando van Mozes’ stem het water moesten scheiden. De scène werd begroet met een salvo van gelach, en de hilariteit was zo groot en openlijk dat niemand het in zijn hoofd haalde om boos te worden of te fluiten.’Lotte de Beer heeft zich waarschijnlijk het hoofd gebroken over juist deze scène toen ze door de Bregenzer Festspiele voor de opera gevraagd werd. Want een operaregisseur kan zich niet beroepen op filmtechnieken en trucs zoals Cecil B. de Mille deed in zijn nog altijd indrukwekkende Mozes-epos ‘The Ten Commandments’. Maar De Beer kreeg een ingeving. Ze zag Hotel Moderns indringende voorstelling Kamp over Auschwitz en stelde zich voor dat die werkwijze heel goed bij opera zou kunnen passen. Op deze manier, met een theatrale installatie vol poppetjes, die met de hand worden bewogen in maquettes van beschilderd karton, waar de camera live over heen zweeft, zou dat bijbelse wonder misschien heel geloofwaardig uitgebeeld kunnen worden.
In de voormalige jeneverstokerij in Delfshaven, waar Hotel Modern domicilie heeft, wordt juist deze dag die doortocht door de Rode Zee op de millimeter gerepeteerd. Camerastanden en horizonnen worden gecheckt, hoe ver mag de camera over de meute Israëlieten zweven, komen er geen ongewenste zaken in beeld. Arlène Hoornweg, Pauline Kalker en Herman Helle bereiden de scène minutieus voor, nemen alle bewegingen van henzelf en de camera stap voor stap door. Niets kan aan het toeval worden overgelaten, want gedrieën staan ze straks in kostuum op de bühne in Bregenz waar de video-opnamen die ze ter plekke van hun installaties maken op een grote bol zullen worden geprojecteerd. Op een tafel naast de grote Rode Zee-maquette ligt de partituur van Rossini’s opera, volgeplakt met geeltjes en met felle kleurencodes tussen de notenbalken. Alles in de enscenering komt op een precieze tijd aan, waarbij de muziek van Rossini de cue is. ‘Wonder van het licht’ staat op een zo’n geeltje, ‘Leger maakt zich klaar’ of ‘Joden feest’ op een ander. Rossini’s partituur is een draaiboek geworden. Voor een live-film.
“We hebben eerder De Ring gedaan met het Nederlands Blazersensemble”, vertelt Pauline Kalker, “een muziekproject rondom Wagners ‘Der Ring des Nibelungen’. Die voorstelling spelen we overigens straks ook in Bregenz. Omdat we al eens iets met muziek, met opera hebben gedaan, praatte het wel iets makkelijker toen we begin 2016 onze eerste gesprekken met Lotte de Beer hadden. Met ‘Mosè’ gaan we trouwens wel een behoorlijke stap verder. Het bleek al meteen dat Lotte openstond voor onze ideeën. In haar concept zijn de solisten in deze opera steeds binnen in het paleis van de farao. Wij met al onze poppetjes en beestjes verbeelden buiten dat paleis het volk, het leger, de rampen.”
“We merkten dat we heel erg op dezelfde lijn zaten als Lotte”, herinnert Arlène Hoornweg zich die beginfase, “en dat zij onze beelden van vluchtende Israëlieten en verdrinkende Egyptenaren wilde combineren met hedendaagse beelden van bootvluchtelingen. Dat actuele en geëngageerde van haar, dat spreekt ons natuurlijk erg aan. We kregen een script van haar. Daarin had ze specifieke beelden opgeschreven. Zoals ‘leger dat een opstand neerslaat’, ‘duistere stad’, enzovoorts. Bij bepaalde scènes in de opera hoeft even geen beeld, maar in het werkproces kwamen er toch weer beelden bij.
Wapens uit de oudheid
“In dat eerste stadium ben je erg aan het nadenken over bepaalde situaties, hoe je die zou kunnen oplossen. Het moest natuurlijk in de Oudheid spelen en daarom ging Herman bij een Egyptoloog langs. Hoe zagen de wapens van de soldaten er in die tijd uit, of hun kleding, of hun vaartuigen, hun muziekinstrumenten. Lotte heeft vervolgens tracks van de muziek opgestuurd. Vanaf deze noot tot deze noot in de partituur moet dit en dit in beelden verteld worden.”
Voor het splijten van de Rode Zee, inderdaad het moeilijkste onderdeel van de opera beaamt het trio, zijn tekeningen gemaakt. Zo ontstond een storyboard met beelden die ze voor zich zagen. Er is een waterbak ontworpen met een klep onderin. Als die klep in de volle waterbak opengaat ontstaan twee watervallen. Die zijn heel vertraagd gefilmd. Samen met de plaag van hagel en vuur, is dit het enige onderdeel dat vooraf op film is vastgelegd, omdat zoiets live niet te verwezenlijken is.
“Maar verder is dus alles live”, zegt Helle, “zoals altijd bij onze projecten. Dat onze handen af en toe in beeld komen is niet erg. In deze productie al helemaal niet, omdat Lotte wil laten zien dat wij de goden op het toneel zijn, een wezenlijk onderdeel van de scène. Wij bouwen onze installaties op tussen de zangers. Als goden laten we onze handen expres zien, omdat wij het zijn die de plagen veroorzaken. Lotte laat de enscenering beginnen als het publiek de zaal binnenkomt. Wij zijn dan al bezig bij de grote bol, de globe, of zoals je wilt, het alziend oog. Wij, de goden zijn de manipulatoren met weinig mededogen. Wij verdrinken de Egyptenaren.”
“In deze opera gaat het om een godsdienststrijd tussen mannen, tussen Mozes, Aäron en de farao. Via hen strijd de God van de Joden tegen de God van de Egyptenaren. Wat zij doen, in dit geval via onze ‘godenhanden’, bepaalt de consequenties voor het volk, voor de massa. Dat is ook nu nog actueel. De verbrande stad die we hier als maquette hebben staan, zie je haast elke dag in het nieuws.”
Helle vertelt dat ze in Berlijn zijn gaan kijken naar de maquette van het door Christof Hetzer ontworpen decor waar ze in komen te staan. “Het is een nogal futuristisch decor. Het ademt de sfeer van een laboratorium, een beetje klinisch. Gelukkig mochten wij ongegeneerd authentiek Egyptisch zijn. Een beetje zoekenderwijs zijn we aan het werk gegaan en hebben we zaken aangepast. Zo zijn de poppetjes met broeken eruit gegaan, omdat die er in die tijd nog niet waren. De Egyptenaren droegen wit linnen, en die stof kun je moeilijk verven. Joden daarentegen droegen juist veelkleurige wollen kleding. De musicerende poppetjes kregen lieren en dubbele fluiten, ezeltjes trokken sledes, omdat men nog geen wielen kende, behalve onder de strijdwagens. Gaandeweg werd die authenticiteit belangrijk voor ons.”
Partituur via kleurencodes
Nog een week dus voor ze in Bregenz gaan repeteren. “We kennen onze scènes, zoals de zangers hun partij uit het hoofd kennen”, zegt Kalker. “Op de bühne zullen we een oortje in hebben en worden we ingefluisterd door de voorstellingsleider. Die kent de muziek heel goed en zij leest ons de partituur via de kleurencodes voor.”
Of de drie iets met de muziek van Rossini hebben gekregen? “Ik vond zijn muziek in eerste instantie nogal hups”, zegt Helle. “En op dit moment heb ik nog niet de hele opera geconcentreerd kunnen beluisteren. Vanaf begin juli gaan we zes dagen per week repeteren, en dan zal de muziek vast steeds meer indruk maken. Het is een ingewikkeld project. In onze eigen voorstellingen kunnen we scènes omgooien als we dat willen, maar hier is de muziek leidend. Al die maten moeten door ons precies gevuld worden.”
18-7-2017
-
Poppetjes die de Rode Zee doorklieven (artikel)
Theatercollectief Hotel Modern geeft Rossini’s opera ‘Mosè in Egitto’ vorm. Met honderden poppetjes. De reis voert Hotel Modern naar het Oostenrijkse Bregenz. Een week na het gesprek worden al die poppetjes, paardjes, karretjes, sprinkhanen, knapzakjes, vlotjes, kruikjes, pannetjes en goudkleurige tempels ingepakt en gaan ze een hoofdrol spelen op de jaarlijkse Bregenzer Festspiele.
door Peter van der Lint, Trouw Lees de hele recensie
Theatercollectief Hotel Modern geeft Rossini’s opera ‘Mosè in Egitto’ vorm. Met honderden poppetjes. Overal poppetjes. De ateliers van het theatercollectief Hotel Modern puilen uit van de poppetjes. Honderden figuurtjes van slechts enkele centimeters groot. Een lijfje van koperdraad, een hoofdje van klei, in de handen soms een attribuutje en een kostuumpje van papier-maché. Het papier van de ANWB Kampioen en de AH Allerhande lenen zich het beste voor die kostuumpjes, deelt artistiek leider Herman Helle uiterst serieus mee. Een volleerd poppetjesmaker als Helle – hij heeft zo’n zes assistent-poppetjesmakers – doet zo’n acht minuten over één figuurtje, afhankelijk van de vraag of zo’n figuurtje een attribuutje bij zich heeft. Als je die circa acht minuten met het aantal poppetjes vermenigvuldigt, een kleine duizend zijn er de afgelopen maanden gemaakt, dan kun je uitrekenen hoeveel manuren er in dit project zitten. De poppetjes liggen her en der in bundeltjes van een stuk of twintig op tafels, bijeengehouden door elastiekjes. Andere liggen los in dozen, verdeeld in compartimenten waarboven met viltstift is geschreven: ‘mooie Joden’ of ‘mooie Egyptenaren’. Of er ook lelijke zijn? Het lijkt een logische vraag. En ja, luidt het antwoord, er zijn heel wat lelijke – lees: niet erg gelukte – Egyptenaren en Joden. Pech voor hen, maar die lelijkerds mogen niet mee op reis.
Die reis voert Hotel Modern naar het Oostenrijkse Bregenz. Een week na het gesprek worden al die poppetjes, paardjes, karretjes, sprinkhanen, knapzakjes, vlotjes, kruikjes, pannetjes en goudkleurige tempels ingepakt en gaan ze een hoofdrol spelen op de jaarlijkse Bregenzer Festspiele. Daar regisseert Lotte de Beer de opera ‘Mosè in Egitto’ (Mozes in Egypte) van Gioachino Rossini. Een helse opgave, want hoe ensceneer je de tien plagen waarmee de God van Mozes de farao van Egypte teistert, of hoe zet je een geloofwaardige doortocht door de Rode Zee op het toneel?
Toen de opera op 18 maart 1818 in het Napelse Teatro San Carlo in première ging (in de vastentijd waren alleen opera’s met bijbelse onderwerpen geoorloofd), was het direct een groot succes. Op één belangrijk detail na – die zo belangrijke splijting van de Rode Zee aan het slot. Schrijver Stendhal was erbij in Napels en verhaalde er in zijn ‘Vie de Rossini’ vermakelijk over. […]
Lotte de Beer heeft zich waarschijnlijk het hoofd gebroken over juist deze scène toen ze door de Bregenzer Festspiele voor de opera gevraagd werd. Want een operaregisseur kan zich niet beroepen op filmtechnieken en trucs zoals Cecil B. de Mille deed in zijn nog altijd indrukwekkende Mozes-epos ‘The Ten Commandments’. Maar De Beer kreeg een ingeving. Ze zag Hotel Moderns indringende voorstelling Kamp, over Auschwitz, en stelde zich voor dat die werkwijze heel goed bij opera zou kunnen passen. Op deze manier, met een theatrale installatie vol poppetjes, die met de hand worden bewogen in maquettes van beschilderd karton, waar de camera live over heen zweeft, zou dat bijbelse wonder misschien heel geloofwaardig uitgebeeld kunnen worden.
In de voormalige jeneverstokerij in Delfshaven, waar Hotel Modern domicilie heeft, wordt juist deze dag de doortocht door de Rode Zee op de millimeter gerepeteerd. Camerastanden en horizonnen worden gecheckt, hoe ver mag de camera over de meute Israëlieten zweven, komen er geen ongewenste zaken in beeld?Arlène Hoornweg, Pauline Kalker en Herman Helle bereiden de scène minutieus voor, nemen alle bewegingen van henzelf en de camera stap voor stap door. Niets kan aan het toeval worden overgelaten, want gedrieën staan ze straks in kostuum op de bühne in Bregenz waar de video-opnamen die ze ter plekke van hun installaties maken op een grote bol zullen worden geprojecteerd. Op een tafel naast de grote Rode Zee-maquette ligt de partituur van Rossini’s opera, volgeplakt met geeltjes en met felle kleurencodes tussen de notenbalken. Alles in de enscenering komt op een precieze tijd aan, waarbij de muziek van Rossini de cue is. ‘Wonder van het licht’ staat op een zo’n geeltje. ‘Leger maakt zich klaar’ of ‘Joden feest’ op en ander. Rossini’s partituur is een draaiboek geworden. Voor een live-film.
‘We hebben eerder De Ring gedaan met het Nederlands Blazers Ensemble’, vertelt Pauline Kalker, ‘een muziekproject rondom Wagners Der Ring des Nibelungen. Die voorstelling spelen we overigens straks ook in Bregenz. Omdat we al eens iets met muziek, met opera hebben gedaan, praatte het wel iets makkelijker toen we begin 2016 onze eerste gesprekken met Lotte de Beer hadden. Met Mosè gaan we trouwens wel een behoorlijke stap verder. Het bleek al meteen dat Lotte openstond voor onze ideeën. In haar concept zijn de solisten in deze opera steeds binnen in het paleis van de farao. Wij met al onze poppetjes en beesten verbeelden buiten dat paleis het volk, het leger, de rampen.’ ‘We merkten dat we heel erg op dezelfde lijn zaten als Lotte’, herinnert Arlène Hoornweg zich die beginfase, ‘en dat zij onze beelden van vluchtende Israëlieten en verdrinkende Egyptenaren wilde combineren met hedendaagse beelden van bootvluchtelingen. Dat actuele en geëngageerde van haar, dat spreekt ons natuurlijk erg aan. We kregen een script van haar. Daarin had ze specifieke beelden opgeschreven. Zoals ‘leger dat een opstand neerslaat’, ‘duistere stad’, enzovoorts. Bij bepaalde scènes in de opera hoeft even geen beeld, maar in hetv werkproces kwamen er toch weer beelden bij.’
Wapens uit de oudheid
‘In dat eerste stadium ben je erg aan het nadenken over bepaalde situaties, hoe je die zou kunnen oplossen. Het moest natuurlijk in de Oudheid spelen en daarom ging Herman bij een Egyptoloog langs. Hoe zagen de wapens van de soldaten er in die tijd uit, of hun kleding, of hun vaartuigen, hun muziekinstrumenten? Lotte heeft vervolgens tracks van de muziek opgestuurd. Vanaf deze noot tot deze noot in de partituur moet dit en dit in beelden verteld worden.’
Voor het splijten van de Rode Zee, inderdaad het moeilijkste onderdeel van de opera, beaamt het trio, zijn tekeningen gemaakt. Zo ontstond een storyboard met beelden die ze voor zich zagen. Er is een waterbak ontworpen met een klep onderin. Als die klep in de volle waterbak opengaat ontstaan twee watervallen. Die zijn heel vertraagd gefilmd. Samen met de plaag van hagel en vuur, is dit het enige onderdeel dat vooraf op film is vastgelegd, omdat zoiets live niet te verwezenlijken is. ‘Maar verder is dus alles live’, zegt Helle, ‘zoals altijd bij onze projecten. Dat onze handen af en toe in beeld komen is niet erg. In deze productie al helemaal niet, omdat Lotte wil laten zien dat wij de goden op het toneel zijn, een wezenlijk onderdeel van de scène. Wij bouwen onze installaties op tussen de zangers. Als goden laten we onze handen expres zien, omdat wij het zijn die de plagen veroorzaken. Lotte laat de enscenering beginnen als het publiek de zaal binnenkomt. Wij zijn dan al bezig bij de grote bol, de globe, of zoals je wilt, het alziend oog. Wij, de goden, zijn de manipulatoren met weinig mededogen. Wij verdrinken de Egyptenaren.
‘In deze opera gaat het om een godsdienststrijd tussen mannen, tussen Mozes, Aaron en de farao. Via hen strijdt de God van de Joden tegen de God van de Egyptenaren. Wat zij doen, in dit geval via onze ‘godenhanden’, bepaalt de consequenties voor het volk, voor de massa. Dat is ook nu nog actueel. De verbrande stad die we hier al maquette hebben staan, zie je haast elke dag in het nieuws.’Helle vertelt dat ze in Berlijn zijn gaan kijken naar de maquette van het door Christof Hetzer ontworpen decor waar ze in komen te staan. ‘Het is een nogal futuristisch decor. Het ademt de sfeer van een laboratorium, een beetje klinisch. Gelukkig mochten wij ongegeneerd authentiek Egyptisch zijn. Een beetje zoekenderwijs zijn we aan het werk gegaan en hebben we zaken aangepast. Zo zijnde poppetjes met broeken er uit gegaan, omdat die er in die tijd nog niet waren. De Egyptenaren droegen wit linnen., en die stof kun je moeilijk verven. Joden daarentegen droegen juist veelkleurige wollen kleding. De musicerende poppetjes kregen lieren en dubbele fluiten, ezeltjes trokken sledes, omdat men nog geen wielen kende, behalve onder de strijdwagens. Gaandeweg werd die authenticiteit belangrijk voor ons.’
Partituur via kleurencodes
Nog een week dus voor ze in Bregenz gaan repeteren. ‘We kennen onze scènes, zoals zangers hun partij uit het hoofd kennen’, zegt Kalker. ‘Op de bühne zullen we een oortje in hebben en worden we ingefluisterd door de voorstellingsleider. Die kent de muziek heel goed n zij leest ons de partituur via de kleurencodes voor.’
Of de drie iets met de muziek van Rossini hebben gekregen? ‘Ik vond zijn muziek in eerste instantie nogal hups’, zegt Helle. ‘En op dit moment heb ik nog niet de hele opera geconcentreerd kunnen beluisteren. Vanaf begin juni gaan we zes dagen per week repeteren, en dan zal de muziek vast steeds meer indruk maken. Het is een ingewikkeld project. In onze eigen voorstellingen kunnen we scènes omgooien als we dat willen, maar hier is de muziek leidend. Al die maten moeten door ons precies gevuld worden.’18-7-2017
-
Saisissant Mosè in Egitto à l’Opéra de Cologne
Une bonne partie de l’action est représentée par des figurines, dont le jeu, créé et filmé en direct, est projeté sur un grand globe occupant le milieu de la scène. C’est simple et créatif à la fois (le passage de la Mer Rouge !), les images s’avérant souvent d’une touchante poésie.
door Andreas Laska, Res Musica Lees Verder
Pour la première fois dans son histoire, l’Opéra de Cologne montre « l’azione tragico-sacra » Mosè in Egitto de Gioachino Rossini. Musicalement et scéniquement, la production s’avère une grande réussite.
Dieu et toujours Dieu. C’est lui qui est à l’origine de cette histoire biblique tiré du livre de l’Exode. C’est lui qui arrange les choses, c’est lui qui prend les décisions que les hommes ne font qu’exécuter. Dieu le tout puissant, omniprésent, mais invisible. Invisible ? Pas vraiment. Dans cette production de Mosè in Egitto, signé Lotte de Beer et coproduit avec le festival de Bregenz, Dieu ne se cache pas. Il prend les habits des membres du groupe théâtral néerlandais « Hotel Modern » qui, tels des marionnettistes, tirent les ficelles. Au sens figuré d’abord, en se mêlant aux chanteurs pour les faire prendre telle ou telle pose ou leur montrer le chemin à prendre. Au sens propre aussi, car une bonne partie de l’action est représentée par des figurines, dont le jeu, créé et filmé en direct, est projeté sur un grand globe occupant le milieu de la scène. C’est simple et créatif à la fois (le passage de la Mer Rouge !), les images s’avérant souvent d’une touchante poésie. Sans parler du statisme de l’œuvre, problème résolu du même coup.
Musicalement aussi, cette production est une grande réussite. C’est d’abord grâce à David Parry, grand spécialiste du répertoire belcantiste, qui ose ici une lecture « historiquement informée » : peu de vibrato pour les cordes et un son assez sec pour les cuivres. Et pourtant, le résultat n’a rien d’académique. L’énergie, au contraire, que Parry insuffle aux musiciens porte une soirée pourtant longue d’environ trois heures. La distribution est dominée par les femmes. Ainsi, en Elcia, Mariangela Sicilia frôle la perfection. Dotée d’un timbre rond, au médium charnu et à l’aigu lumineux, elle déploie une virtuosité sans faille sans jamais sombrer dans la pure démonstration technique. Son grand air, au contraire, où l’Israélite renonce à son impossible amour pour le fils du pharaon, est l’un des moments les plus touchants de la soirée. Dans le rôle d’Amaltea, femme du pharaon, Adriana Bastidas-Gamboa triomphe d’une tessiture particulièrement meurtrière. Vocalises, aigus, notes piquées ou filées – rien ne pose problème à la mezzo colombienne dressant, quasiment en passant, le portrait d’une souveraine profondément humaine.
Osiride, ledit fils du pharaon, est, lui aussi, entre de bonnes mains. Si Anton Rositskiy ne dispose pas du timbre le plus enchanteur du monde, son savoir-faire technique force l’admiration. Sans difficulté apparente, il traverse un rôle pourtant périlleux, alliant puissance et souplesse, sans parler d’un (sur)aigu impressionnant. Au timbre un rien plus clair, Sunnyboy Dladla campe un Aronne tout aussi convaincant, nous gratifiant de superbes piani dans la fameuse prière du dernier acte. Celle-ci est entonnée, tout en douceur, par Ante Jerkunica, Mosè d’une belle autorité vocale, particulièrement à l’aise dans le registre grave. L’aigu, en revanche, sonne un peu forcé et les vocalises manquent de netteté. Cela vaut aussi pour le Pharaon de Joshua Bloom, voix tonitruante, dont l’émission uniforme et figée ne le prédispose pas au répertoire belcantiste. Mais cette erreur de distribution ne peut nuire au succès d’une soirée copieusement applaudie par un public visiblement content.
24-4-2018
-
Umjubelte Premiere für „Mosè in Egitto“
Rossini’s Oper hat auch heute noch in Zeiten der Flüchtlingskrise eine hohe gesellschaftliche Relevanz. Es sind bedrückende Bilder, die an das fast täglich in den Fernsehnachrichten und Zeitungsberichten zu sehende Elend der Flüchtlinge erinnern. Theaterkollektiv Hotel Modern setzt Krieg und Flucht mit winzigen Puppen, Modellen und Handkameras als Projektion eindrucksvoll in Szene.
door Stephan Eppinger, Bergischer Volksbote Lees Verder
Rossini’s Oper hat auch heute noch in Zeiten der Flüchtlingskrise eine hohe gesellschaftliche Relevanz. Es sind bedrückende Bilder, die an das fast täglich in den Fernsehnachrichten und Zeitungsberichten zu sehende Elend der Flüchtlinge aus afrikanischen Staaten oder aus Syrien erinnern. Brutale Kriege mit abscheulichen Verbrechen gegen die Zivilbevölkerung und Boote, die bei der Flucht übers stürmische Meer kentern. Zu sehen gab es diese Szenen bei der umjubelten Premiere von Gioacchino Rossini’s selten aufgeführter Oper „Mosè in Egitto“ im Kölner Staatenhaus.
Es geht um das hebräische Volk, das Ägypten verlassen will, um endlich ins gelobte Land zu kommen. Während der Pharao dies, nachdem er das Volk lange hingehalten hat, verspricht, hintergeht sein Sohn Osiride die Pläne seines Vaters, weil er selbstsüchtig seine hebräische Geliebte Elcia nicht verlieren will.Mosè schafft es als Anführer der Hebräer trotzdem, auf der Flucht vor den herannahenden Truppen des Pharao mit der Hilfe seines Gottes sein Volk zu retten und es durchs geteilte Rote Meer zu führen. Sein Widersacher Prinz Osiride wird wie von Mosè vorhergesagt, vom Blitz erschlagen, weil er sich gegen sein Volk stellt. Heute wie in der biblischen Zeit sind es einzelne Individuen, die ihren privaten Interessen folgend, wie Osiride ganze Völker ins Verderben stürzen. Damit hat Rossini’s Oper, die lange als verschollen galt, heute noch die gleiche gesellschaftliche Relevanz, wie in ihrer Entstehungszeit. Es ist eine besondere Art, das Flüchtlingselend, das sich tagtäglich vor den Grenzen Europas abspielt, den Menschen näher zu bringen und den dringenden Handlungsbedarf aufzuzeigen.
Inszenierung mit Puppen und Modellen
Die umjubelte Premiere begeisterte nicht nur wegen der herausragenden Solisten – allen voran Ante Jerkuncia als Mosé sowie Mariangela Sicilia und Anton Rositskiy als Elcia und Osiride – sondern auch durch die besondere Art der Inszenierung, für die sich die Niederländerin Lotte de Beer verantwortlich zeigt. Sie findet eine universelle Bildsprache, um die Problematik zu veranschaulichen. Während die Geschichte der Familie im Zentrum der Macht fast klassisch auf die Bühne gebracht wurden, kam bei der zweiten großen Ebene der Länder und Völker das Figurentheater des Theaterkollektivs Hotel Modern ins Spiel. Dieses setzt Krieg und Flucht mit winzigen Puppen, Modellen und Handkameras als Projektion eindrucksvoll in Szene – sei es auf dem Bühnenvorhang oder auf der großen Kugel, die mitten auf der drehbaren Bühne platziert ist. Beide Ebenen werden immer wieder durch die Puppenspieler verbunden, die wie Götter mit menschlich, kindlichem Antlitz das Geschehen auf der großen Menschen- und der kleinen Puppenbühne lenken und manipulieren.10-4-2018
-
‘Mozes in Egypte’: muziek, massa en miniatuur
God geselt het Egyptische volk met allerhande plagen: zwermen insecten, ziekten, duisternis. Op dat punt gaat het doek op en begint de opera. Regisseur Lotte de Beer heeft voor haar enscenering landgenoten aan boord gehaald die je wel specialisten van de miniatuur mag noemen: theatergroep Hotel Modern. Zij maken filmopnamen van piepkleine modellen en poppetjes niet groter dan een vinger, waarvan de beelden direct op een grote bol worden geprojecteerd: indrukwekkend hoe dat je naar de keel kan grijpen.
door Stefan Ender, Der Standard Lees Verder
Lotte de Beers geniale beeldtaal bij haar enscenering van ‘Mosè in Egitto’ op de Bregenzer Festspiele is ontroerend. Enrique Mazzola weet samen met de Wiener Symphoniker iedere gevoelsnuance exact te verklanken.
Die man is een doener, dat staat vast, hij neemt geen blad voor de mond. Mozes maakt tegenover de farao van zijn hart geen moordkuil. En met recht, want die is niet alleen een absoluut heerser en een godheid, maar ook koning der valse beloften: ‘onbestendiger dan een ademtocht’, in de woorden van de profeet. Telkens opnieuw trekt de wankelmoedige Egyptenaar onder invloed van zijn souffleurs zijn belofte in om de Israëlieten te laten gaan.
Logisch dat Mozes er schoon genoeg van krijgt, net als zijn god. Dat is namelijk een heerschap dat niet voor geweld terugdeinst. Derhalve neemt hij wraak, van god tot god, en geselt het Egyptische volk met allerhande plagen: zwermen insecten, ziekten, duisternis. Op dat punt gaat het doek op en begint Rossini’s ‘Mosè in Egitto’. Lotte de Beer heeft de opera, pardon, Rossíni’s ‘azione tragico-sacra’, op toneel gebracht. En voor haar enscenering van dat opulente opus heeft de Nederlandse regisseur een stel landgenoten aan boord gehaald die je wel specialisten van de miniatuur mag noemen: theatergroep Hotel Modern. Zij maken filmopnamen van piepkleine modellen en poppetjes niet groter dan een vinger, waarvan de beelden direct op een grote bol worden geprojecteerd.
Eerst zien we een enorme sprinkhaan, vervolgens wordt een stoffige stad in duisternis gehuld. Die beelden krijg je meteen dubbel: op het voorste gedeelte van het toneel, waar de eigenlijke werkplaats van de groep is, haalt een ‘hotelemployé’ een lamp weg bij een maquette van een stad. En op een grote globe midden op de scène zie je alles als live-opname. Naarmate het verhaal vordert, zien we close-ups van lijdende miniatuurpoppetjes: indrukwekkend hoe dat je naar de keel kan grijpen.
Onzichtbare macht
Maar de Beer heeft Hotel Modern nog een tweede rol toebedeeld: als uitvoerende assistenten van een almachtige regisseur – een hogere, onzichtbare – schuift het drietal bij scènewisselingen met zangers en koorleden en stelt hen op als tableaux vivants. Uiteraard werpt dat de vraag op wie er werkelijk aan de touwtjes trekt, op het toneel zowel als in het leven. Wat ook geweldig is: Lotte de Beer laat die ingrepen zo subtiel plaatsvinden dat ze bij het volgen van de opera amper storen.Alleen de eindscène is pamflettistisch en stoelt op een verkeerd idee, want wanneer ze de geduldig bij de Rode Zee wachtende Israëlieten gelijkstelt aan verdrinkende vluchtelingen, suggereert dat toch dat degenen die nu over de Middellandse Zee vluchten hun weg door de zeebarrière makkelijk genoeg hadden kunnen vinden, mits ze een sterker geloof hadden gehad.
Ook de andere artistieke bijdragen aan dit alomvattende kunststukje zijn fantastisch, zoals het decor van Christof Hetzer: midden op een platvorm in een woestijnachtig landschap rust een grote bol. Wat lijkt op onze planeet dient als projectiescherm voor de video-opnamen; het ziet er ook zo geweldig uit doordat sfeertovenaar Alex Brok met zijn belichting ware wonderen verricht. Samen met de sobere kostuums levert dat aard- en pastelkleurige beeldcomposities op, een streling voor het oog.
Ook muzikaal geweldig
Ook muzikaal bovenmodaal: Goran Jurić’ Mozes is even imposant als fijnbesnaard, Andrew Foster-Williams moet als Farao op zijn tenen lopen om zich met zijn bas-collega te kunnen meten. Sunnyboy Dladla als kroonprins Osiride blijft je bij door zijn spelvreugde en karakteristieke klankkleur, van Mandy Fredrichs’ Amaltea zou iets meer esprit mogen uitgaan. Clarissa Costanzo boeit als zinnelijke Elcia met een enorme emotionele expressie en timbretechnisch bereik. Ook beide karaktertenoren zijn indrukwekkend: de energieke, kristalheldere Matteo Macchioni (Aronne) en de sprankelende Taylan Reinhard (als Mambre). Heerlijk: Dara Savinova als Amenofi.In de orkestbak – gespeeld wordt de Napels-bewerking van 1819 – is de voortgang van de opera in handen van Enrique Mazzola, één brok energie, onverbiddelijk precies, virtuoos vertolker van gevoelsnuances. Hij stuwt de Symphoniker naar grote hoogte. Vóór de première schreef Rossini aan zijn moeder dat hij niet wist of ‘die macaronivreters’ het stuk wel zouden begrijpen. Bij de ‘käsknöpfle-eters’, een lokale pasta-variant, in Vorarlberg viel het stuk bijzonder goed in de smaak: groot enthousiasme in Bregenz.
21-07-2017
-
Rossini’s ‘Mozes in Egypte’ geestdriftig ontvangen
De spelers van Hotel Modern krijgen de rol van goden toebedeeld: goden die in hun laboratorium experimenteren. Ze zijn op de planken in de weer als toneelbouwers. In hun minutieus gebouwde miniatuurwerelden maken ze filmopnamen en die beelden worden in groot formaat 'live' geprojecteerd. Het proces van het ontstaan van de indringende beeldenreeks is onderdeel van de voorstelling.
door Werner M. Grimmel, Schwaebische Lees Verder
Gioachino Rossini’s opera in 3 akten ‘Mosè in Egitto’ wordt zelden uitgevoerd op de bühne. Niet zonder reden kozen veel componisten ervoor om het bijbelverhaal over wetgever Mozes als oratorium te brengen. Händels ‘Israël in Egypte’ en Max Bruchs ‘Mozes’ zijn daar bekende voorbeelden van. En Schönbergs opera ‘Mozes en Aäron’ is niet voor niets onvoltooid gebleven. Op de Bregenzer Festspiele heeft men zich nu wél aan Rossini’s compositie gewaagd. De door Lotte de Beer geënsceneerde productie in het Festspielhaus werd bij de première stormachtig onthaald.
Het verhaal over de uittocht van het volk Israëls uit Egypte, de vlucht door de woestijn en de doortocht door de Rode Zee waar de achtervolgers in verdrinken, heeft naast alle verschillen ook overeenkomsten met het huidige vluchtelingenvraagstuk, dat valt niet te ontkennen. Bij Lotte de Beer roepen zulke parallellen vragen op die zo oud zijn als de mensheid zelf. In Bregenz neemt de Nederlandse theatergroep Hotel Modern de taak op zich om deze vragen in de door Christof Hetzer – decor en kostuums – vormgegeven productie aan de orde te stellen.
Het proces van het ontstaan van de indringende beeldenreeks is onderdeel van de voorstelling. De spelers van Hotel Modern zijn op de planken in de weer als toneelbouwers. In hun minutieus gebouwde miniatuurwerelden maken ze filmopnamen en die beelden worden in groot formaat ‘live’ op een scherm geprojecteerd. Ook de zangers, koorleden en figuranten ontkomen er niet aan zich als marionetten te laten rondschuiven en als tableaux vivants te worden neergezet. Bij Lotte de Beer krijgen de poppenspelers de rol van goden toebedeeld: goden die in hun laboratorium experimenteren.
Op deze manier wordt het probleem om de lastige passages in scène te zetten elegant opgelost. Daar was zelfs de door de wol geverfde muziekdramaturg Rossini aanvankelijk het schip mee ingegaan. Het als ‘azione tragico-sacra’ aangeduide stuk werkte bij het premièrepubliek in Napels in 1818 op de lachspieren, want bij het splijten van de Rode Zee ging de gedragen muziek kopje onder in een ongewild komische schouwspel. Pas de tweede versie met het beroemde gebed van Mozes maakte het werk populair. Maar ook in Bregenz duurt het even voordat het concept met Hotel Modern effect sorteert.
De enscenering gaat weifelend van start, maar dan komt het aangrijpende kamerspel met Osiride, de zoon van de farao, die verliefd is op de Israëlitische Elcia. De coloratuurvaste tenor Sunnyboy Dladla en de krachtige sopraan Clarissa Costanzo brengen het geniale duet als een intieme ode aan de voor mensen en goden geheimgehouden liefde. Tegenover die emotionele momenten staan gestileerde, bijna mechanisch abstracte partijen in de muziek, die om een volkomen tegengestelde esthetiek vragen. De botsing van beide stijlen gebruikt Lotte de Beer meer dan eens om de personages geestig te manipuleren.
Met ongekend dynamische schakeringen weet Enrique Mazzola Rossini’s vrijwel onuitputtelijke arsenaal aan melodische rijkdom, orkestkleur en speciale effecten optimaal te vertolken. De Wiener Symphoniker spelen verzorgd, soepel en met de hier onmisbare ‘italianità’. Een grandioos klanktheater, vooral dankzij de vele en veelsoortige blazers, plus de extra muziek óp het toneel die het Voralberger Landeskonservatorium briljant ten gehore brengt.
De coördinatie met het fantastisch zingende Praags Filharmonisch Koor – koorleiding Luká Vasilek – en de solisten kan niet beter. Als zelfverzekerde Mozes laat Goran Jurić zijn bas stromen als vloeibaar brons. Mandy Fredrich van het ensemble van de Stuttgarter Opera beheerst de virtuoze zangpartij van Amaltea soeverein. En het belcanto van Andrew Foster-Williams (Faraone), Matteo Macchioni (Aronne), Taylan Reinhard en Dara Savinova is indrukwekkend.
21-07-2017
-
Het laboratorium van God
De Nederlandse regisseur Lotte de Beer heeft een even geniale als lichtvoetige opvoering bedacht. Ze heeft de medewerking ingeroepen van theatergroep Hotel Modern, die beeldende kunst, poppenspel en film met elkaar verbindt. De groep kreeg een speelse, maar allerminst onbeduidende inbreng in de enscenering van het Bijbelse verhaal van de uittocht uit Egypte.
door Elisabeth Schwind, Südkurier Lees Verder
Rossini’s opera ‘Mozes in Egypte’ is op de Bregenzer Festspiele te zien met poppetjes en live video.
Hoe breng je de toorn Gods op de planken? Want daarom draait het in Gioachino Rossini’s opera Mosè in Egitto. Daarin weigert de farao de in slavernij levende Israëlieten uit Egypte te laten vertrekken, waarop God het land met een reeks plagen teistert.
Aan het begin van de opera is het aardedonker. De farao (Andrew Foster-Williams) laat Mozes (Goran Jurić) komen om hem ervoor te laten zorgen dat er een eind aan de nachtmerries komt. Hij belooft hem en zijn volk te laten gaan. Maar het is amper ochtend of de farao bedenkt zich. Dus smeekt Mozes de volgende plaag af. Zo gaat dat een paar keer heen en weer. De oorzaak van de farao’s wankelmoedigheid is diens zoon Osiride. Deze gebruikt zijn invloed op zijn vader omdat hij heimelijk verliefd is op de Israëlitische Elcia en wil voorkomen dat zij vertrekt. Uiteindelijk vluchten de Israëlieten door de Rode Zee, die zich op het moment suprême voor hen opent. De Egyptenaren die hen achterna zitten, verdrinken in de golven.
Hoe breng je zoiets op het toneel? De enige optie lijkt een loodzwaar historische enscenering, maar daar is film tegenwoordig een beter medium voor. Of je bedenkt een voor toneel geschikte abstraherende oplossing, waarmee een realistische verbeelding van de plagen en het splijten van de zee wordt omzeild. De Nederlandse regisseur Lotte de Beer heeft een andere uitweg gevonden – even geniaal als lichtvoetig. Ze heeft de medewerking ingeroepen van theatergroep Hotel Modern, die beeldende kunst, poppenspel en film met elkaar verbindt. Zo heeft de groep een speelse, maar allerminst onbeduidende inbreng in de enscenering in Bregenz.
Op het toneel bouwen Herman Helle, Arlène Hoornweg en Pauline Kalker hun kleine speeltafels met poppetjes op. De toeschouwer ziet hoe ze als laboranten daarmee in de weer zijn. Achterliggend idee: ze nemen de rol van god op zich. Wat hij precies doet, weten we niet. We zien slechts de uitwerking van zijn handelen, door de theatergroep met live videobeelden vanaf de speeltafel op een aardbolronde globe geprojecteerd. We zien de duisternis wijken, maar we zien ook honger, oorlog, marteling, verkrachting en dood.
In deze enscenering zit beslist ook een aanzet tot geloofskritiek. Ziehier een god voor wie de wereld een miniatuurlaboratorium is waar hij naar hartenlust mee experimenteert. En echt almachtig is hij kennelijk ook niet. Telkens probeert hij de personages op het toneel op een andere plek te zetten. Maar de mensen laten zich niet zo makkelijk tegen hun zin een bepaalde kant op sturen. En wanneer Mozes ten slotte de dood van de farao’s zoon Osiride voorspelt, móeten de goden wel handelen en scharrelen ze koortsachtig rond in hun koffers, op zoek naar geschikt gereedschap. Ze hadden duidelijk nog niet bedacht hoe ze deze ramp moesten laten plaatsvinden. Daarbij werpt zich natuurlijk de vraag op wie nu eigenlijk wie aanstuurt. God de mensen? Of is het misschien toch andersom?
Het mooie van deze regie-opzet is dat er van het stuk geen rommeltje wordt gemaakt en dat het evenmin belerend overkomt. Integendeel, het weerspiegelt juist de luchtigheid die zo kenmerkend is voor Rossini’s muziek. Ook die blijft ondanks de historische betekenis van het verhaal voortdurend speels, wat vooral te danken is aan de muzikale leiding van Enrique Mazzola. De Wiener Symphoniker klinken ronduit sprankelend en uitbundig. En datzelfde geldt voor het ensemble. Vooral Clarissa Costanzo komt verfrissend en oorspronkelijk over als een Elcia die haar geliefde Osiride (de soepele tenor Sunnyboy Dladla) zeker niet onvoorwaardelijk volgt. De scène waarin zij beiden vluchten, maar ontdekt worden door Aronne (een intense Matteo Macchioni) en de gemalin van de farao Amaltea (een ontroerende Mandy Fredrich) en vervolgens als schoolkinderen een standje krijgen, heeft al bij Rossini een meer komische dan tragische klank. Muziek, scène en regie – bij deze productie vormt alles één harmonieus geheel.
22-07-2017
-
Speeldata Mosè in Egitto
- Bekijk al onze speeldata in de agenda
-
Makers
-
Muzikale leiding Enrique Mazzola (Bregenz) / David Parry (Keulen) Regie Lotte de Beer Decor en kostuums Christof Hetzer Theatergroep Hotel Modern Herman Helle, Arlène Hoornweg, Pauline Kalker, Heleen Wiemer, André Goos, Erwin van den Broek Licht Alex Brok Koordirigent Lukáš Vasilek (Bregenz) / Andrew Ollivant (Keulen) Dramaturgie Peter te Nuyl, Olaf A. Schmitt Koor Prager Philharmonischer Chor (Bregenz) / Chor der Oper Köln (Keulen) Orkest Wiener Symphoniker (Bregenz) / Gürzenich-Orchester Köln (Keulen) Fotografie Karl Forster Solisten: Faraone Andrew Foster-Williams (Bregenz) / Joshua Bloom (Keulen) Amaltea Mandy Fredrich (Bregenz) / Adriana Bastidas-Gamboa (Keulen) Osiride Sunnyboy Dladla (Bregenz) / Anton Rositskiy (Keulen) Elcia Clarissa Costanzo (Bregenz) / Mariangela Sicilia (Keulen) Mambre Taylan Reinhard (Bregenz) / Young Woo Kim (Keulen) Mosè Goran Juric (Bregenz) / Ante Jerkunica (Keulen) Aronne Matteo Macchioni (Bregenz) / Sunnyboy Dlada (Keulen) Amenofi Dara Savinova (Bregenz) / Sara Jo Benoot (Keulen)